zondag 31 oktober 2010

(C 30-10-’10) Het gaat alleen om je geld, of opboksen tegen vooroordelen

‘Haha, pas maar op dat je niet met een Afrikaan thuiskomt”. Dat was een veelgehoorde waarschuwing toen ik ongeveer twee jaar geleden in mijn eentje naar Afrika ging. Ik kon er wel om lachen, een relatie was het laatste waar ik me mee bezig hield, en eerlijk gezegd zat ik al helemaal niet op een Afrikaan te wachten. Vriendinnen van me vertelden me wel eens over hun dates met Afrikanen, en daar werd ik echt niet blij van, al lag het echt niet altijd alleen aan de betreffende Afrikaan. Als ik een Afrikaan had gewild dan had ik ook naar de Bijlmer kunnen gaan, wel zo handig, gezien de afstand.

Eenmaal in Gambia aangekomen zag ik wel van die stelletjes: een bleek omaatje met een donkere ‘kleinzoon’. Vooral in het toeristengebied zie je ze handje in handje lopen. Vol verbazing en eerlijk gezegd soms ook met een afkeer keek ik er naar. Waarom, wat bezielt ze? Oudere alleenstaande Europese vrouwen die op liefdesvakantie gaan naar Gambia, zoals oudere alleenstaande heren op liefdesvakantie naar Thailand gaan. Het is een feit, Gambia staat bekend vanwege dit soort relaties. Jonge Gambianen, bumsters genoemd, vaak rasta’s, met een gespierd lichaam, bieden zich aan met een smakelijke glimlach aan oudere Europese dames, die vaak een aardig zakcentje hebben te besteden. De verdiensten staan in geen verhouding tot de inkomsten uit locaal werk.

Tijdens mijn eerste reis naar Gambia ontmoette ik mijn lief, al wist ik dat toen nog niet. Ik mocht hem graag en we hadden diepgaande gesprekken. Beiden zijn we alleenstaande ouders en het was heerlijk om daarover te praten met elkaar. Hij was de beste vriend van de vrienden bij wie ik op de compound, het erf, logeerde en ik zag hem dan ook regelmatig. Achteraf blijkt dat bij hem de vonk al meteen was overgeslagen. Toen ik na drie weken weer thuis was merkte ik dat ik hem miste, dat ik benieuwd was naar hoe het met hem ging en hoe hij in het leven staat. We mailden en mailden en mailden en na een paar maanden besloten we dat we niet zonder elkaar verder wilden. Mijn wereld stond op zijn kop. Waar begon ik aan?

Ik ken de verhalen, van gruwelijk tot erger. Misbruik, dumpen na een visum, gebroken harten op zijn minst. Ik heb toevallig de liefste man gevonden, echt waar. Toch heb ik in mijn achterhoofd de bumster-verhalen. Een paar keer hebben we afschuwelijke woordenwisselingen gehad, omdat ik alles uitlegde vanuit de angst voor een bumsterverhaal. We hadden net besloten dat we gaan trouwen, toch niet niks, en daarna hoorde ik een tijdje niets meer. Ik werd bang: zou hij dan toch… hoeft geen moeite meer te doen… zie je wel. Ik schaam me als ik er aan terugdenk, want het bleek natuurlijk dat het internet niet meewerkte, en de fijne Chinese kloonmobiel had ook kuren. Ik heb hem toen vreselijk beledigd en tekort gedaan. Het is dankzij bemiddeling van onze vrienden dat we weer bij elkaar zijn gekomen. Om een lang verhaal kort te maken. Onze liefde groeit en groeit, we hebben een hele bijzondere relatie, en het is de bedoeling dat ik binnen niet al te lange tijd naar Gambia verhuis om de rest van ons leven samen te kunnen zijn.

Ik ben nu eindelijk zo ver dat ik durf te geloven dat het goed zit tussen ons, maar dankzij alle vooroordelen ging daar wel een tijd overheen, een tijd van twijfels waarin we elkaar en onszelf pijn hebben gedaan door invloeden van buitenaf. Jammer.

31-10-‘10

vrijdag 29 oktober 2010

(K) Doe mij maar een broodje Soul Retrieval

Nu ik toch bezig ben, kan ik net zo goed het laatste taboe ook maar aanpakken. Zo lang als ik me kan herinneren weet ik dat veel eten heeft te maken met een gat in mijn ziel. Ik heb de neiging het algemeen te houden en te zeggen: een gat in je ziel. Ik heb het nu over mij, en dus zeg ik nu ‘ik’. Hoewel ik denk dat ik me niet erg druk maak om mijn overgewicht, moet ik bekennen dat er momenten zijn dat ik niet erg trots ben op mezelf, vanwege mijn omvang. Wanneer ik foto’s van mezelf zie, valt het me bijna altijd tegen hoe ik er uit zie. Ik heb weinig spiegels in huis, dus ik kan mezelf thuis aardig voor de gek houden. Wanneer ik mijzelf tussen allemaal slankere mensen zie staan dan doet het pijn, iedereen ziet er toch graag goed uit. Ik weet niet in hoeverre ik zelf vind dat ik er niet goed uitzie als ik dik ben, of in hoeverre dat een beeld is dat bepaald wordt door de samenleving waar je deel van uitmaakt. Ik weet wel dat je hier in Nederland erg op je uiterlijk wordt beoordeeld: ‘dik’, ‘oud’, ‘modern’, etc.

Op die momenten dat ik mezelf terugzie op een foto of nog erger een video, besef ik dat ik mijzelf heb verwaarloosd. Dat besef is pijnlijk, verdrietig. Natuurlijk, er zijn altijd excuses te verzinnen, maar uiteindelijk is er niet een excuus goed genoeg. Ik herinner mij vlak na de eerste keer dat ik mijn kind tijdens een zwangerschap verloor, dat ik over straat liep, nog verdoofd van verdriet, in die tijd was ik nog jong en slank. Achter elkaar kwam ik twee jongens, mannen, tegen die me nogal wellustig van top tot teen opnamen. Ik, die nog rauw van lijf en emotie over straat liep, verafschuwde hun blikken, de pure geilheid. Het raakte me in mijn ziel en onbewust nam ik me voor om er niet meer aantrekkelijk uit te zien. Ik wilde alleen nog worden gewaardeerd om wie ik was en niet om hoe ik er uit zag. Of wilde ik me verstoppen, vraag ik me nu af.

Jaren heb ik hier niet meer aan gedacht. Het is nooit een bewuste keuze geweest. Het grappige is dat ik deze afspraak met mezelf pas weer herinner nu ik aan het puinruimen ben. Nu ik aan het zoeken ben naar het vuur en de as waar de Phoenix uit kan herrijzen. Eten om niet te voelen. Terwijl ik buiten het troost-eten nog steeds zo veel voel. Ik ben hooggevoelig, dat is zeker waar. Hooggevoeligen hebben het minder gemakkelijk in deze wereld. Waar ik ook ben ik vang alle onuitgesproken verhoudingen tussen mensen op. Wanneer ik met het openbaar vervoer reis, of in grote ruimtes met veel mensen ben, dan kom ik doodmoe thuis, alsof ik een antenne ben die alles wat wordt uitgezonden opvang. Er bestaan oefeningen om je voor deze indrukken af te sluiten, maar daar denk ik vaak pas aan als het te laat is. Het is voor mij heel normaal om open te staan voor alles. Wanneer je loopt vind je dat ook heel gewoon en denk je ook niet: ‘Ik loop dus ik moet dit of dat doen.’ Nee, je loopt gewoon, pas als het te laat is merk je eventuele blaren op.

De vraag blijft waarom hou ik niet genoeg van mezelf en waarom zorg ik niet beter voor mezelf? Het doet pijn me dit te realiseren, nog voordat ik een antwoord weet. Eigenlijk is het waarom niet eens belangrijk, laat ik liever gaan nadenken hoe ik mijn houding tegenover mijzelf, en misschien zelfs tegenover het leven kan veranderen. Of is het genoeg als ik me alleen maar bewust ben van mijn attitude?
Liefdevol. Ik wil mijn beste vriend worden. Ik wil liefdevol met mijzelf omgaan. Vreetbuien. Alleen het woord is al agressief, vernietigend, veroordelend. Soul Retrieval. Hier past zorgzaam zoeken naar oude wonden en liefdevol de versnipperde stukjes van mijn ziel weer bij elkaar zoeken.
Ik ben die ik ben.
Ik ben genoeg.
Ik hoef me niet meer te verbergen.

Het is nu tijd om aandacht aan mijzelf te besteden. Aandacht voor wat ik echt nodig heb. Wanneer je eet geniet er dan van maar gebruik het niet als verdoving voor het leven. Geniet van jezelf. Zorg dat je graag bij jezelf bent. Waarom hou je niet genoeg van jezelf? Ik praat tegen mijzelf en tegelijk tegen iedereen die dit herkent. Zoveel verloren zielen die het contact met het zelf, met de bron, zijn verloren.
“Roep mij bij mijn ware naam. Voor wie ik liefheb wil ik heten”.
Deze prachtige regels uit het gedicht van Neeltje Maria Min ontroerden jaren geleden een groot deel van de mensheid. Herkenning. Deze regels hakten er bij mij in, ik ben ze nooit vergeten. Het gaat er niet om wat voor beeld je over jezelf wilt neerzetten, maar het gaat er om wie je bent. Hoe laat je jezelf zien, hoe zien mensen je ware kleuren, je ware naam, je diepste zelf. Doe wat goed voelt. Ben eerlijk tegenover jezelf. Ben authentiek, ben echt. Verberg je niet langer: ga stralen!

Eigenlijk wil ik gewoon mezelf weer belangrijk genoeg gaan vinden, belangrijk genoeg om voor mezelf te zorgen. Jarenlang heb ik voor anderen gezorgd. Geheel vrijwillig en in liefde. Maar ik ben mezelf vergeten. Het was misschien niet eens zo dat ik niet van mezelf hield, ik vergat gewoon dat er een ik was, een mens met eigen noden. Het is belangrijk dat je zo nu en dan bevestigd wordt, bevestigd in je bestaan. Bevestiging kreeg ik zeker van mijn kinderen, hun onvoorwaardelijke liefde is met niets te vergelijken. Toch miste er iets in mijn aandacht voor mijzelf, bovendien is het in sommige situatie niet meer dan logisch dat je jezelf opzij zet, om een ander kansen te geven. Er moesten keuzes gemaakt worden, dat is zeker waar. Wanneer ik de keuze had tussen eten kopen voor mijn gezin, of een avondje naar de film, waar ook nog eens een dure oppas bij komt, dan was de keuze niet moeilijk. Gevolg is wel dat ik in een isolement kwam, omdat ik de deur niet uitging, vrienden opzoeken zat er financieel ook niet aan omdat het openbaar vervoer niet gratis is. Dit geldt niet alleen voor de tijd dat de kinderen klein waren, nog steeds is het een gepinaar met geld. Ik werk 32 uur in de week en kan naast mijn eten niet veel extra doen. Kleren? Heel af en toe, soms via Marktplaats. Verbaasd loop ik een enkele keer door het dorp of een stad en zie wat er allemaal te koop is, en wat mensen ook allemaal kopen. Kunnen kopen kennelijk. Ik ben hier geboren en getogen maar ik voel me dan als een ‘alien in New York’.(Dank aan de zanger Sting). Okee, maar je kunt ook zonder geld voor jezelf zorgen. Geld is handig om bepaalde dingen te kopen of te doen, maar geld is natuurlijk absoluut niet waar het om draait in het leven.

Hoe zorg ik voor mezelf? Het allerbelangrijkste is dat ik mijn legende leef. Het pad dat op mij wacht om te worden begaan. Ik herinner me nu de uitspraak van mijn (homeopathisch) huisarts over mijn Pfeiffer: ‘Pfeiffer komt voor wanneer er een gat in je verhaal valt. ‘ Daarom zou Pfeiffer vaak bij tieners voorkomen die op zoek zijn naar een richting in hun leven. Later in je leven kan het dus opspelen wanneer je nieuwe keuzes moet maken, een nieuwe richting ofwel je eigen richting, je eigen pad, op moet gaan. Het klinkt heel aannemelijk. Hoe doe je dat, je eigen pad volgen? Dan kom ik weer terug bij het eerder genoemde Soul Retrieval. Dit is een begrip uit het Shamanisme dat is gebaseerd op het idee dat je in traumatische of zeer stressvolle tijden een deel van je ziel kwijtraakt. Dit maakt je kwetsbaar, zowel emotioneel als fysiek. In extreme gevallen van Soulloss, het verlies van een stukje van de ziel, is het nodig om professionele begeleiding te zoeken bij een Shamaan, of voor sommigen bij een psycholoog als je daar in gelooft. In mijn geval doe ik het zelf. Ik laat me helpen door relevante boeken, het boek Afdalen in je ziel, van Alberto Villoldo, kreeg ik van mijn zoon en bleek een schot in de roos. Daarnaast neem ik de tijd, die ik nu dankzij mijn ziekzijn heb gekregen, om aandacht aan mijzelf, mijn leven tot nu toe, en mijn leven in de nabije toekomst te besteden. Wat heb ik echt nodig? Via intuïtie, meditatie en energetische oefeningen als Feldenkrais en Gi qong, probeer ik via de weg van Zelfgenezing de weg terug naar mijn eigen pad te vinden. Het klinkt logisch en eenvoudig maar het vraagt veel moed om overbodige ballast overboord te gooien. 

Doe mij daarom maar een broodje Soul Retrieval. Laat ik het gat in mijn ziel dichten met liefdevolle aandacht en niet langer met eten.

27/28-10-'10

maandag 25 oktober 2010

(C 25-10-'10) Stil in huis


Met een zware boodschappentas in de hand loop ik langs de nieuwe huizen in dat straatje om de hoek bij de supermarkt. Wat hoor ik toch, het klinkt zo bekend. Midden in de straat is het huis waarvan het zolderraam open staat. Daar komt het geluid uit. Het geluid brengt me terug in de tijd. Grote lange slungelige jongens, hun stemmen zijn al zwaar en de voeten onvoorstelbaar groot: stoeien, schreeuwen, gestommel, ‘Mam, hij doet…”, “Mam, altijd geloof je hem”. “Ik heb helemaal niets gedaan”.

De vloeren in de oude maar sfeervolle arbeiderswoning zijn van hout en ze kraken alsof er ieder moment een paar benen door het plafond zullen steken. Is dat nou die testosteron waar men het wel over heeft. Waarom lijkt het of jongens altijd iets moeten bewijzen, iets moeten bevechten. Als moeder zit je er bij en je kunt het niet laten om in te grijpen. Helemaal fout, helemaal fout. Je weet nooit zeker hoe het gevecht begon, wie is de aanstichter? Je wordt ervan beticht het altijd voor de jongste op te nemen. 

En dan de muziek. Ik hou eigenlijk wel van muziek, maar dan wel mijn eigen keuze en op mijn eigen tijd. De hele dag door muziek op een volume waarbij je het gevoel hebt dat je met je rug tegen de muur wordt gedrukt. Help. De buren, denk om de buren. Is het dan alleen maar ellende? Welnee, integendeel. Niets is zo ontroerend als wanneer de twee zoons samen gitaar spelen en samen zingen. Broederlijke adviezen die over en weer gaan. Niet alleen over het gitaarspel maar ook over hoe je het aanpakt met de dames. De computerspelletjes, die brengen naast verbroedering ook veel geluid. In de woonkamer hoor je altijd de blikkerige geluiden van de Nintendo, Playstation, de Wii, noem maar op, Er worden heel wat mensen afgeslacht daarboven. Vol trots worden de eerste bloederige spelletjes getoond, langzaam worden ze realistischer, en erg genoeg wen ook ik aan de wreedheid van de spelletjes. 

Je vraagt je af of er dan nooit een einde komt aan al die herrie in huis. Het komt zelfs voor dat er ’s nachts nog even een eitje voor moet worden gebakken voor vrienden. “We hebben gewoon honger, mam”. Fijn dat de zoons goede gastheren zijn, maar moeders moet vroeg op om te gaan werken. En dan de meisjes. Heel gezellig meiden in huis, echt waar, maar dat onderdrukte gegiechel in de slaapkamer naast die van jou is minder fijn. Maar eerlijk is eerlijk, rond de tijd dat de meisjes in huis komen zijn de stoeipartijen al weer afgelopen. 

Die zware jongensstemmen die uit dat huis midden in de straat komen, je weet niet of ze ruzie hebben of lachen, je weet niet of ze elkaar vriendschappelijk op de schouder slaan of dat het meubilair aan flarden gaat. Het doet me denken aan dagen die voorbij zijn. Opeens realiseer ik me dat het tegenwoordig vaak stil is in huis. Het is voorbij, de jongens zijn meestal weg en ik hoor  alleen nog maar mijn eigen stem. Zonder dat ik er erg in had is het opeens stil geworden.

25-10-‘10



zaterdag 23 oktober 2010

(G) Ik ben die ik ooit was

Ik ben die ik ooit was
Tussendoor zo lang vergeten
Het tij is gekeerd

Steeds meer word ik mijzelf
Ik herken mij weer
Ik herken mij niet meer


Het is goed zoals het is!
 

(C 23-10-’10) Zelfgenezing

Het is zaterdagochtend, net zeven uur geweest, en het is koud en donker. Ik mis mijn lief. Natuurlijk, ik mis hem al maanden. Eind mei heb ik hem voor het laatst gezien. Het is nu anders omdat we een afspraak hadden om elkaar op een bepaalde tijd op het internet, meer precies via Facebook chat, te ontmoeten. Wanneer ik dan niets van hem hoor is dat teleurstellend. Vooral omdat ik het zo’n mooie afspraak vond en er naar uitkeek.

Wanneer een mens in staat is zichzelf ziek te maken, dan is hij/ zij ook in staat zichzelf te genezen. Ik weet het, het klinkt simpel maar het is niet gemakkelijk. Om te beginnen zal niemand zichzelf bewust ziek maken. Wanneer je begint aan zelfgenezing te werken, vraagt dat een bepaalde instelling van je. Het is noodzaak te vertrouwen in je eigen wijsheid, en in de zelfhelende kracht van je lichaam, zodat je je lichaam helpt om zichzelf op een natuurlijke wijze te herstellen. Zelfgenezing is gebaseerd op een holistisch wereldbeeld. 

Wanneer je vage lichamelijke klachten hebt die maar niet over gaan, dan is de kans groot dat je lichaam je op deze manier probeert duidelijk te maken dat jarenlange stress, negatieve gevoelens, innerlijke strijd, slechte eetgewoontes, niet langer acceptabel zijn.

Voordat je begint aan zelfgenezing is het niet meer dan logisch dat je eerst gaat puinruimen. Ieder mens maakt in de loop van het leven dingen mee die letterlijk moeilijk te verteren zijn. Dit puinruimen kun je ook Soul Retrieval noemen. Soul Retrieval is het herstellen van de ziel, dit gaat vooraf aan, en is onderdeel van zelfgenezing. Vergelijk het met het mijn logo; de Phoenix die uit de as herrijst. De keuze voor de herrijzenis is het pad van Soul Retrieval en Zelfgenezing.  Deze weg vraagt moed, vertrouwen, liefde, doorzettingskracht en geduld. Tegelijk is het een prachtige weg naar de bron. Je vecht letterlijk voor de schoonheid en oprechtheid van de rest van je leven.

Voorzichtig legde ik een tijd geleden het idee van zelfgenezing voor aan mijn lief. Ik had geen idee hoe hij zou reageren, lang niet iedereen accepteert deze visie. Tot mijn grote vreugde staat hij volkomen achter mij en heeft alle vertrouwen in me dat ik mijzelf kan genezen. Omdat wij samen verder willen, leek het hem een goed idee om samen aan zelfgenezing via Soul Retrieval te doen. Dat is waarvoor wij de Facebook afspraak hadden, nu twee dagen geleden. Hij heeft me enkele vragen over mijn verleden gesteld die ik heb gebruikt als basis in een meditatie op het moment dat we oorspronkelijk hadden afgesproken. Er kwamen enkele opmerkelijke antwoorden naar boven, die ik heel graag met hem wil bespreken, net zoals ik heel benieuwd ben naar zijn ervaringen.

Helaas, ik moet nog even geduld hebben tot we weer verbinding kunnen krijgen. 

23-10-‘10

woensdag 20 oktober 2010

(C 20-10-'10) Liefde op afstand

We ontmoetten elkaar op vakantie. Jij had het eerder door dan ik. Ik was niet bezig met relaties maar toen ik thuis kwam merkte ik dat ik je miste. We zijn gaan mailen en toen bleek de enorme waarde van onze vriendschap. Na enkele maanden accepteerden we dat we niet meer zonder elkaar verder wilden gaan.
Ik was vol verbazing, overweldigd, aanvankelijk ongeloof: Je komt thuis bij iemand, in mijn geval bijna aan de andere kant van de wereld. Verschillende achtergrond, leeftijd, etc. Ik voel me vrij bij je en opgesloten zonder jou. Ik mis je en wil bij je zijn. Wij willen onze toekomst samen doorbrengen.
We hebben een bijzondere relatie en gaan trouwen. Ons voornaamste obstakel is geld. Daardoor kunnen we elkaar niet zo vaak zien als we willen, daardoor kan ik nog niet bij hem gaan wonen. Ook vind ik het moeilijk om mijn kinderen achter te laten.

Slechte communicatiemogelijkheden: internet doet het regelmatig niet, weinig of geen geld om te bellen. Soms mailen we 4x op een dag, en soms hebben we wel een week geen contactmogelijkheid.
Aanvankelijk stond ik helemaal niet open voor een relatie. Na 20 jaar alleenstaand ouderschap wilde ik me aan niets of niemand binden. Bovendien wonen we in verschillende werelddelen. Nu weten we allebei zeker dat we alleen met elkaar verder willen.
Voorlopig hebben we een lange afstandsrelatie. Dit heeft hele mooie kanten, zoals het gevoel dwars door de afstand echt samen te zijn. Maar je mist elkaar ook gewoon. Je leert elkaar (nog) niet in alle omstandigheden kennen.
Je hebt me weer volledig gemaakt, een deel van mijn gevoel dat was afgesloten heb jij geopend. Je  laat me weer geloven in echte liefde en in mijzelf.

Het meest bijzondere is voor mij dat we zo blij zijn wanneer we elkaar zien of zelfs alleen maar spreken. De een zegt soms wat de ander denkt, en er is een enorm wederzijdse respect.
Het mooie van echte liefde is de overgave, de onvoorwaardelijke liefde die vrij maakt en gepassioneerd. Liefde bedrijven echt met je hart & ziel is zo veel mooier.
Het zielsliefdegevoel is voor mij; warm, geborgen, vrij, vertrouwd, ontzettend dierbaar en mooi. 'Terug naar de bron-gevoel’, 'thuiskomen'.

Mocht onze relatie voorbij gaan dan wil ik geen andere relatie. Ik weet dat het dan om materiële of praktische dingen zou stuklopen. We hebben het er wel over gehad dat we na onze dood vrij van dit soort wereldse obstakels bij elkaar zullen zijn.

Mijn tip: Volg je hart. Wat de prijs ook is.

(C 19-10-'10) Wie was jij? Terugblik

Hoe kon je? De eerste keer dat ik zwanger was van je kind stompte je me met je grote harde vuist vol in de buik. Ik weet niet eens waarom. Nou is geen enkele reden een goede reden voor zoiets natuurlijk. Toen ik opnieuw zwanger was van je kind sloeg je me in elkaar. Grote blauwe plekken op mijn armen. Met twee grote handen sloeg je tegelijk op allebei mijn oren. Wat zeg je? Ja, sinds die tijd hoor ik minder. Wat bezielde je? Wie was je eigenlijk?

Ik had tentamen en jij zat naast me op de achterste rij. Ik was eerder klaar dan jij en schoof mijn aantekeningen naar je toe toen ik opstond en de zaal verliet. Na afloop spraken wij elkaar. Je had niet doorgehad dat ik mijn aantekeningen voor je had achtergelaten. Stom, dat was het antwoord geweest op de vraag waardoor jij zakte voor je tentamen. We gingen wat drinken en we gingen nog een keer wat drinken. We werden een stel. Wat ik niet wist was dat jij al een stel was. Dat vond je ook eigenlijk heel normaal, ik niet. Toen ik zei dat ik bij je wegging omdat ik het rot vond voor je vrouw, zei je dat je dan toch een ander zou nemen. Inmiddels was ik zo verliefd dat ik dacht, nou ja, als hij toch…, laat ik het dan maar zijn. Zo weinig wist ik van de liefde.

In het begin konden we ontzettend met elkaar lachen. Ik hield van je zorgeloosheid. Die was nieuw voor me. Ik kwam uit een serieus gezin. Ik was verantwoordelijk, niet zwaarmoedig maar echt vrolijk, nee. Ik hield van je lichtvoetigheid, je anders zijn. Je bracht een hele andere wereld mijn leven binnen. Ik dacht dat ik van je hield, dat dacht ik echt. Misschien heb ik dat ook een tijdje gedaan, totdat je me pijn ging doen en ik in de war raakte. De dingen die je tegen me zei, de constante afkeuring. Nooit deed ik meer iets goed, na die eerste romantische maanden waarin je me op handen droeg. Alles dat slecht en fout was dat was ik volgens jou. Hoewel ik je stevig weerwoord gaf werd ik langzaam murw. De kritiek van iemand waarvan je houdt komt zo hard binnen.

Hoe kon het zo lang doorgaan? Dat is iets dat ik me niet meer kan voorstellen. Isolement; je wilde niet dat ik mijn vrienden nog zag. Je wilde mijn leven bepalen. ‘Nou, ik zou me mooi niet laten slaan. Dat zou ik nooit pikken.’ Dat is wat iedereen altijd zei. Ik vertelde dus tegen niemand dat ik me wel liet slaan. Ik voelde me nog slechter, verachtelijker. Het isolement werd nog groter.
We verloofden ons. Niets romantisch helaas. We hadden mooie ringen laten maken, jij, ik en ons eerste kind. Heel schattig. Op die oudejaarsavond liep niets zoals ik had gehoopt. De hele avond was je weg en ik zat met onze baby alleen thuis. Ik had mijn best gedaan het gezellig te maken. Kwart voor twaalf kwam je thuis, je had je oudere dochter bij je. We hadden ruzie, nee, niets romantisch. ‘Nou, doe die klote-ring nou maar om.’ Om vijf over twaalf was je weer weg.

We hebben nooit samengewoond. Ik uit idealistische overwegingen, jij uit banalere overwegingen. Ik kreeg uiteindelijk nooit je sleutel, je wilde je vrijheid houden. Ach, hoe naief was ik toch.

Toen ik twee maanden zwanger was van de tweede sloeg je me in elkaar terwijl ik met een dreigende miskraam liep. Ik had net weer een miskraam achter de rug en was bang. Je had commentaar op de vis die ik aan het bakken was. Lekker belangrijk. Ik besloot dat ik niet meer verder met je kon omdat ik bang was geworden. Bovendien hield je niet van zwangere vrouwen en ik had geen zin om nog een keer te doen alsof ik niet zwanger was.

Sinds die tijd heb ik alleen voor de jongens gezorgd. Ik was mijn vertrouwen in mijzelf kwijtgeraakt. Hoe had ik ooit van zo’n man kunnen houden, had ik nou niet een leukere vader voor de kinderen kunnen uitzoeken. Kortom, ik voelde me leeg en mislukt op veel gebieden. Ik deed wat ik kon en meer om de jongens een gewone prettige jeugd te geven. Die paar keer dat je terug in ons leven kwam was meestal een drama. Je kwam binnen, fokte de boel op, zocht ruzie en na een half uur verdween je weer, ons alledrie in tranen achter latend. Wie was je toch? Ik heb je nooit gekend, jij hebt mij nooit gekend.

19-10-‘10

dinsdag 19 oktober 2010

(C 19-10-'10) Wat wil dat lijf

Vandaag ben ik het gewoon even zat. Al maanden zo moe dat om een uur of twaalf ’s middags mijn kwartje echt op is. Daar komt nu bij dat ik fysieke ongemakken heb, waar ik liever niet over praat omdat ze op een nogal private plek zitten, maar wat zitten ze me de laatste dagen in de weg… Normaal gesproken word je ziek, je neemt even de tijd, en dan word je weer beter. Maar nu, gatver. Net als ik denk, hm het lijkt een beetje hanteerbaar te worden, komt alles in alle hevigheid terug. Ik kan niet zitten, lopen hou ik niet lang vol, en boven op die ongemakken blijf ik alsmaar zo verschrikkelijk moe.

Ik pak mezelf aan, probeer toch iedere dag minstens een half uur te bewegen, ook al word ik er moe van. Ik doe bekkenbodemfeldenkrais, hele goeie oefeningen, echt waar. Ik let op mijn voeding. Hoewel, gestopt met roken, hele dagen thuis, weinig beweging…ja, de weegschaal is niet echt mijn vriend deze dagen. Maar ik haal wel veel meer fruit dan anders in huis.

Wil je weten wat je los moet laten?
Kijk dan wat je het krampachtigst vasthoudt.

DIt advies zit al dagen, weken in mijn systeem. Het raakt dus iets aan, mijn kern, een waarheid.

Ik ben net teruggekomen van een gesprek met de psych waar ik op advies van de arbo arts mee praat. Ik word helemaal gek van die gesprekken. Vandaag vermoed ik dat ik vooral gek word van mezelf, hoe ik mezelf steeds nog voor de gek houd. Ja, ik beken, ik durf mijn werk nog steeds niet los te laten. Er is nog steeds dat aangepaste stemmetje dat zegt, ‘Probeer het nou nog even. Het lukt wel, stel je niet aan. Je hebt het inkomen nodig’. Maar er is ook die grote lompe boerende stem die zegt, hou toch op. Je weet best dat een negen tot vijf-baan niets voor jou is. Of is het juist een lief fluweelzacht stemmetje dat zegt dat ik moet doen wat ik altijd al had moeten doen, en dat is mijn pad volgen. Vertrouwen op het universum, dat mijn huur toch wel zal worden betaald. En is het de grote rauwe stem die zegt ‘Pas je aan, gedraag je zoals het hoort. Watje, word toch niet overal ziek van.’ Help, mijn hoofd tolt en ik tol mee.

Nou kan ik wel zeuren over fysieke ongemakken, en die zijn er ook echt, maar dat is niet waar het nu om gaat:

Wil je weten wat je los moet laten?
Kijk dan wat je het krampachtigst vasthoudt.

AAAAAAAAAAAh, ik vind het zo eng om te luisteren.

Daarom ben ik nog even moe.

Tsja, wat wil dat wijf?


19-10-'10

zondag 17 oktober 2010

(O) Mijn droomreis

Inmiddels is het al weer twintig jaar geleden dat ik in Afrika was. Twee keer was ik in Afrika, vrij snel achter elkaar. De eerste keer voor drie weken, dat was een vakantiereis. De tweede keer verbleef ik er voor een stage zestien weken. Beide keren heb ik er de tijd van mijn leven gehad. Nog altijd heb ik heimwee, de ene keer sterker dan de andere keer. Vooral in de zomer wanneer er flink wordt gebarbecued dan ruik ik weer dezelfde lucht als in Afrika. Ik was vast van plan om snel weer terug te gaan. Het leven besliste anders.

Vol verwachting zitten mijn zoons en ik in het vliegtuig. Nog even en dan zullen we landen in Banjul. Een langgekoesterde droom komt uit. Al heel lang wilde ik mijn zoons een keer meenemen en ze laten zien waarom ik mijn hart aan Afrika heb verloren. De jongens horen zo lang als ze zich kunnen herinneren af en toe vreemde klanken in huis. Muziek die ze bij vriendjes thuis nooit horen. Ze zien boeken en horen verhalen over een werelddeel dat ze nooit hebben gezien, ja, op televisie wel eens maar dat is niet hetzelfde. En nu gaan ze zelf ontdekken wat Afrika te bieden heeft.

Na een lange reis komen we met de bushtaxi aan bij de lodge waar we de komende week zullen logeren. We zijn in Tanji, een klein vissersdorp met een aantal lokale winkeltjes. In de verte zien we de typisch Afrikaanse huisjes aan de oever van de Tanji rivier die worden omringd door een prachtige tropische tuin. We melden ons bij de receptie en krijgen de sleutel van onze kamer. De receptionist loopt met ons mee om te laten zien waar onze kamer is. We weten niet wat we zien, de kamer ligt in een bungalowtje dat er uitziet zoals je vroeger hutjes in Afrika tekende, rond en met een rieten dak. Wanneer we naar de bungalow lopen lijkt het wel of we in een natuurpark zijn terechtgekomen. Er hangen verschillende hangmatten in de tuin die natuurlijk meteen door de jongens worden uitgeprobeerd. De receptionist kijkt me aan, glimlachend om zoveel enthousiasme.

De kamer zelf is ruimer dan ik had verwacht, helder, er is een derde bed bijgezet en toch is er nog ruimte genoeg om te lopen en te zitten. We kunnen onze koffers gemakkelijk kwijt in de ruime kast die er staat. We kijken elkaar tevreden aan: de eerste indruk is helemaal niet verkeerd.We besluiten ’s avonds in het restaurantje van de lodge te eten. De menukaart is bescheiden en we hebben eigenlijk geen idee wat we moeten kiezen. Geduldig legt de serveerster aan ons uit wat alles is en we gaan zitten op de wat wankele houten bankjes bij een stevige tafel zitten. Gelukkig biedt het rieten afdak een beetje schaduw tegen de brandende zon. We zijn de enige gasten op dit moment en krijgen dan ook alle aandacht van het personeel. De zoons vallen wel in de smaak bij de meisjes hier, twee jonge kerels van 16 & 18 met vaag een restje Afrikaans bloed, die zien ze hier niet elke dag. Het eten is spannend en we proberen voorzichtig al dit nieuws uit. Tja, dat is wel wat anders dan McDonalds,, gelukkig kunnen we hier een lauwe Fanta bij krijgen.
Na het eten lopen we nog een beetje rond in de omgeving en gaan vroeg naar bed, we hebben veel indrukken te verwerken. Het is wel even wennen met zijn drieën op één kamer. De boxjes van de mp3- speler schallen de hele tijd door de kamer tot ik er horrendol van wordt. Na overleg mogen ze iets zachter. Het duurt niet lang voor ik gesnurk hoor, en voorzichtig kruip ik mijn bed uit om de muziek te stoppen.

Ik lig nog een tijdje wakker, ik realiseer me nauwelijks dat ik nu echt in Gambia ben. Zoveel jaren wilde ik terug naar Afrika. Naar Gambia worden vaak heel goedkope reizen aangeboden, maar ja, als je voor drie personen moet betalen dan is het nog steeds te duur. Maar nu ben ik er dan. Het is donker, boven mijn hoofd hoor ik geritsel in het rieten dak. Het klinkt zo vertrouwd maar ook een beetje griezelig. Ik hoor het gekliklak van de gekko’s en vraag me af wat voor ongedierte er nog meer in de kamer zit. De jongens die thuis gauw vies zijn van alles gedragen zich hier onverwacht als echte wereldreizigers. Nu nog wel, tot dat hun gel en wax op zijn. Door het raam zie ik een donkere lucht met stralende sterren. Ik herken alleen de kleine en de grote beer verder ken ik ze niet meer. Tevreden val ik in slaap.

De dagen daarna trekken we er op uit met een plaatselijke gids, je ruikt constant een vislucht in het dorp. Aan het eind van de dag komen de vissers binnen met hun vangst. Het is heerlijk om gewoon maar wat rond te lopen en indrukken op te doen. De jongens willen echter avonturen beleven, niet zomaar een beetje rondlopen. Dat doen ze thuis ook niet. Al gauw vinden ze dan ook een café-restaurant waar de gidsen uit het dorp rondhangen totdat ze nieuwe toeristen spotten. Helaas voor hen maar fijn voor ons komen hier in het binnenland niet zo gek veel toeristen, de meesten gaan naar de kust.

Al gauw willen de jongens ’s avonds naar het cafeetje. Ik twijfel, ik heb weinig zin om mee te gaan. Ik overleg met Mamadou, onze gids, hij biedt aan om met ze mee te gaan en zo een oogje in het zeil te houden. Hij kan ze dan meteen de plaatselijke gebruiken en regels bijbrengen zoals hij lachend vertelt. Zelf ga ik die avond op het terras voor onze bungalow zitten om een beetje te lezen en te schrijven, Er hangt een hangmat voor de bungalow maar ik durf er niet in omdat ik veel zwaarder ben geworden sinds ik voor het laatst in een hangmat lag. Jammer, ik vond het altijd heerlijk ontspannen in een hangmat. Het is lekker warm tot laat in de avond. Op een gegeven moment krijg ik een beetje genoeg van de muskieten en ik besluit vast mijn bed in te duiken. Echt slapen lukt me pas als de jongens veilig en wel weer terug zijn.

Veel jongens bieden hier hun diensten aan maar we blijven bij onze vaste gids, Mamadou is een vriendelijke man met gevoel voor humor. We maken onder andere een boottochtje met een kano waar af en toe het water uit gehoosd moet worden. De natuur is prachtig, veel groen en we zien zelfs bavianen en een nijlkrokodil. De jongens en ik zijn erg onder de indruk. Een paar keer worden we voor het eten uitgenodigd bij mensen uit het dorp. We eten dan gezamenlijk uit een grote schaal. De jongens met de mannen en ik met de vrouwen. Het is grappig hoeveel je nog kunt communiceren als je elkaars taal niet spreekt en ach, lachen is natuurlijk internationaal. We nemen cadeautjes mee voor de gastvrouwen. Mooie lappen stof, echte wax uit Maastricht, die steeds enthousiast worden ontvangen.

Langzaamaan komt dan het einde van ons verblijf in het binnenland al weer in zicht. We hebben volop genoten. De zoons hebben zich keurig gedragen al werd er weleens gemopperd als de douche niet werkte of er vreemde beesten in onze kamer liepen. We hebben het gevoel dat we vrienden achterlaten zo’n warm contact hadden we met iedereen. We pakken onze spullen met enige tegenzin in en gaan met de taxibrush naar ons tweede verblijf, een wat luxer hotel aan de kust. Na een toch wel vermoeiende reis komen we aan bij het hotel dat aan het strand ligt. Er is zelfs een zwembad bij ons hotel. We komen opeens weer Nederlanders en niet te vergeten Duitsers tegen. Het gezellige hotel ligt vlak bij Kololi, een toeristische plaats met veel uitgaansgelegenheden waar vooral de zoons in zijn geïnteresseerd.

Zo gauw we op orde zijn duiken we alledrie het verfrissende zwembad in, een beetje luxe is toch ook wel weer lekker na een paar dagen echt in het binnenland te hebben gezeten. Het is hier ook iets koeler en er staat een frisse zeewind. Ook hier is onze kamer weer geweldig al hij is wel iets kleiner dan onze vorige kamer.
Er is een barretje in het hotel waar zelfs alcohol wordt geschonken, met klem vraag ik de jongens op te letten omdat alcohol in de zon wel eens verkeerd wil vallen. Natuurlijk lachen ze me vierkant uit, ze zijn toch geen baby’s.
Zo zijn we dus weer een beetje terug in de bewoonde wereld. We hangen hier nog even echt de toerist uit voor we teruggaan. Overdag luieren we op het strand of we gaan naar het bijgelegen plaatsje om een paar souvenirs te kopen. We drinken thee op zijn Afrikaans met nieuwe vrienden. Mierzoet en drie ronden achter elkaar, een belevenis en vooral heel gezellig. ’s Avonds zitten we op een terrasje of de jongens gaan met vrienden uit. We praten over wat we allemaal hebben gezien en ik ben blij als ik zie hoe Afrika ook hun heeft geraakt.

Tsja, zo zou het dus kunnen zijn als ik eindelijk met mijn zoons die lang gewenste reis naar Afrika zou maken. Ik zit vaak achter mijn computer te fantaseren. Ik bekijk websites van prachtige landen en plaatsen. Ik hoop toch echt dat het er nog een keer van komt. Ik pijnig mijn hersenen met berekeningen maar helaas zie ik nog geen mogelijkheid om mijn droomreis te realiseren.

09-05-'06

zaterdag 16 oktober 2010

(K) Van Marktplaats tot Farato

Het is begonnen toen ik meer dan twintig jaar geleden voor het eerst in West Afrika was. Ik studeerde antropologie, en ik zou samen met een student van de Technische Hogeschool in Eindhoven onderzoek gaan doen in een klein West Afrikaans dorp. Het was een ongelooflijke ervaring, en ondanks veel ongemakken voelde ik me geweldig in het dorp. Meer dan drie maanden bleven we daar, ik weet niet hoeveel langer ik zou zijn gebleven wanneer de vader van mijn latere kinderen niet op me wachtte in Nederland.

Ik heb altijd heimwee naar Afrika gehouden. Waarom, dat kan ik niet precies uitleggen, maar ik voelde me op mijn plaats daar. Graag had ik mijn kinderen een keer meegenomen om ze te laten zien waar ik het vaak over had, en misschien zouden ze dan snappen waarom ik altijd heimwee had naar Afrika. Helaas is dat er nooit van gekomen. De man die op me wachten toen ik indertijd uit Afrika terug naar Nederland kwam, was inmiddels verdwenen uit mijn leven. Ik voedde vanaf het begin mijn zoons alleen op. Het lukte me niet om voor drie personen zo’n reis te betalen van mijn inkomen. De droom bleef, de heimwee ook.

Toen mijn jongste zoon achttien jaren oud zou worden begon ik serieus te fantaseren over weer een keer terug gaan naar Afrika. Ik ging op zoek naar mogelijkheden. Anders dan twintig jaar geleden lag de wereld nu binnen handbereik, en wel dankzij het wereldwijde web. Ik zag veel reizen naar hotels met zwembaden en Europees ontbijt. Ik heb daar lang over nagedacht, maar ik was toch bang dat ik me daar niet fijn in zou voelen. Omdat ik de eerste keer in een eigen huisje in een klein dorp woonde, zag ik me nu niet tussen Europese toeristen zitten. Dat was niet het Afrika dat ik wilde zien Na lang zoeken zag ik op Marktplaats een advertentie die tot mijn verbeelding sprak. Eerlijk gezegd waren het er twee, één in Ghana en één in de Gambia. Maandelijks, zo niet wekelijks keerde ik terug naar de websites die ik via Marktplaats had ontdekt, en onder Mijn Favorieten op mijn computer had opgeslagen. Mijn fantasie ging zo ver dat ik zelfs een verhaal schreef over hoe het zou zijn wanneer ik met mijn jongens samen zou zijn gegaan. Dat verhaal plaats ik hierna onder het kopje ‘Oude verhalen’.

Op een gegeven moment trok ik de stoute schoenen aan en ik schreef naar beide adressen een mailtje waarin ik om informatie vroeg. “Is het veilig voor een vijftigjarige vrouw zonder veel reiservaring om alleen te reizen?” Uit Ghana heb ik nooit een antwoord ontvangen, maar het duurde niet lang voordat ik een warm en aanmoedigend mailtje terug kreeg van een Nederlandse vrouw die samen met haar Gambiaanse man een bed & breakfast runde. Ik was van harte welkom en ze wilde me een onvergetelijke tijd bezorgen. Ik voelde me zo welkom dat ik haast niet kon wachten om te gaan.

Ik had het geluk dat mijn moeder een aardig bedrag voor me had gespaard dat binnenkort vrijkwam. Als alleenstaand ouder had ik een erg sterke band met mijn kinderen, en het idee om ze alleen te laten vond ik nogal heftig, toch kon niets me meer tegen houden.

Ik schreef naar de vrouw of de mooie rode kamer die op haar site stond nog beschikbaar was, en ik boekte de reis. Heel spannend vond ik het dat ik nu echt geboekt had. Bijna twintig jaar was ik niet of nauwelijks op vakantie geweest, hooguit een reis die speciaal voor de kinderen was om hun een fijne vakantie te bezorgen. Nu was het mijn tijd. Natuurlijk, ik vond het een hele stap maar ik ging, in mijn eentje naar Gambia. Engelstalig, zes uur vliegen, bereikbaar. Ik was het verleerd, hoe moest het ook alweer dat reizen. Paspoort nog in orde? Oh ja, welke prikken moest ik hebben. Na al die tijd moest ik me bijna voor alles opnieuw laten prikken. En pillen, malariapillen. Daar nam ik geen risico mee, dus die haalde ik zeker. Toen was het zo ver, de reis kon beginnen. Een beetje huiverig vroeg ik me af of het er nog wel zou zijn, die liefde voor Afrika.

De vliegreis was een shock voor me, of liever gezegd de mensen die in het vliegtuig zaten. De vorige reis was naar Mali geweest, daar gingen nog niet veel mensen heen. Nu zat het vliegtuig vol met mensen die je eerder op een reis naar Spanje zou verwachten. Voor zover ik het kon zien waren de meesten vooral geïnteresseerd in een zonvakantie, en niet in de cultuur van de mensen waar ze heen gingen. Maar ja, dat kan. Wat ik echt schokkend vond was een aantal oudere mannen dat voor me zat. Op een gegeven moment pakte een van die mannen een foto van drie jonge Afrikaanse meisjes, echt jong, en hij zei gniffelend tegen de anderen dat dit zijn vrouwen waren. De andere mannen reageerden gniffelend alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat zij ook naar hun jonge ‘vrouwtjes’ gingen. Later liep er een ontzettend dronken ordinaire geblondeerde vrouw van ongeveer mijn leeftijd door het vliegtuig en die ging bij verschillende jonge Gambianen op schoot zitten en aan ze zitten friemelen en frunniken. Slechts een enkeling leek er niet van gediend. Wat zou me te wachten staan!


Ik nam me voor dat ik mijn reis door niemand zou laten verzieken, en ik trok me terug in mijzelf. Zou het echt gaan gebeuren nu? Zo vaak had ik gefantaseerd, terugverlangt, en nu ging het gebeuren. We kwamen steeds dichterbij. Vlak voor de landing had ik het bijna niet meer, mijn keel zat dicht, ik kon bijna niet slikken, de tranen sprongen in mijn ogen. Ik had het gevoel dat ik naar huis ging. Het gevoel dat over me kwam is niet te beschrijven. Het leek een eeuwigheid te duren voordat iedereen de koffers, tassen, en de IPod niet te vergeten, had gepakt en langzaam naar de uitgang schuifelden. Eindelijk was ik bij de open deuren en ik voelde de warme lucht, de zoetige beetje rottende maar toch kruidige lucht die ik veel te lang had gemist. Ik had de grond wel willen kussen, zo gelukkig was ik.


Volgens mij was het al donker toen ik aankwam. Ik was opgewonden, zowel door het reizen zelf, als door het feit dat ik eindelijk eindelijk weer in Afrika was. Ik liep wat ongelukkig in mijn veel te warme kleren, mijn trui had ik al in mijn handbagage gepropt, maar mijn jas had ik maar weer aangedaan, dat scheelde in het sjouwen. Ik moest goed opletten dat ik mijn paspoort en de boarding card bij de hand had want die moest in natuurlijk nog laten zien bij de douane. Ik mocht met mijn bagage gewoon doorlopen en toen ik door de douane kwam zag ik bijna meteen de roodharige vrouw die ik van foto’s op de website herkende.

Als oude vriendinnen vlogen we elkaar om de hals. We, of vooral zij, begonnen meteen honderduit te vertellen en hielden niet meer op. Ondertussen leidde ze me behoedzaam langs de kruiers naar de parkeerplaats waar haar auto stond. Nog steeds kletsend alsof we elkaar al jaren kenden reden we door de zwoele donkere nacht. Ik hoorde maar half wat ze allemaal vertelde of vroeg. Ik was zo onder de indruk. Vaag zag ik vuurtjes langs de weg waar mensen omheen zaten. Ik kon niet veel onderscheiden. Na niet zo heel lang rijden sloegen we een zijstraatje in tot we bij een blauw ijzeren hek stil stonden. Op haar getoeter kwam iemand de poort openen. Ik was benieuwd naar alles en tegelijk versuft van alle indrukken. Haar man heette me welkom, vroeg hoe de reis was geweest. In het donker zag ik nog een paar figuren maar ik kon ze nog niet goed onderscheiden. Nadat ik mijn bagage in de rode kamer had gezet, zaten we aan tafel op het terras van het grote huis. Ze hadden zelf al gegeten maar er werd heerlijk eten voor me neergezet, en er werd een heerlijk welkomst-baobabdrankje geserveerd. Ik was eindelijk weer thuisgekomen. Thuis in Farato.

13-06 & 16-10-’10

donderdag 14 oktober 2010

(SVZ) Een nieuw logo

Gisteren en vandaag heb ik aan een nieuw logo gewerkt: De Phoenix. Het is mijn droom om te schrijven in Afrika en om te leven van het schrijven. In die zin wil ik mijn ziekzijn nu als een cadeautje beschouwen. Een gift die me in staat stelt mijn droom te herinneren en voor te bereiden. Mijn oudste zoon zet me op het pad en komt met plannen om uit te werken. Hij spreekt me streng toe als ik weer begin te miezemuizen: Ja, maar... Hij kent me mijn zoon, en ik weet dat het waar is wat hij zegt. Nu is de tijd, nu is de kans, nu is het moment om mijn legende te gaan leven. Met dank aan Paulo Coelho in de Alchemist.

Maar wat moet ik dan schrijven? Ik wil schrijven maar ik weet niet wat. Als ik een verhaal verzin, dan ben ik het halverwege al weer zat, of het klinkt te gekunsteld. Korte verhalen ging nog wel maar dat was toen ik een cursus volgde, een stok achter de deur? Heb ik dat nodig? Discipline? Niet bang zijn en gewoon gaan zitten. De verhalen bestaan al, ik hoef ze alleen maar op te vangen en door te geven. Een van mijn mantra’s is: ‘Vang het op en geef het door’. Al jaren heb ik die woorden in mijn hoofd en in mijn hart. Pas langzaam ga ik er op vertrouwen dat ik een bestaand verhaal ga opvangen wanneer ik ga zitten om te schrijven. Door ze te laten lezen geef ik de verhalen door.

Ik vertel de verhalen op verschillende manieren. Ik schilder ze vaak maar dan zijn ze voor veel mensen moeilijker te begrijpen. Woorden kunnen toegankelijker zijn dan beelden. Daarom vertel ik ze soms in beelden en soms in woorden, en soms in allebei. Maar altijd zijn het verhalen vanuit liefde. Universele liefde.

Mijn hele leven heb ik niet geweten wat ik wilde worden als ik groot was, of misschien heb ik het altijd geweten maar durfde ik niet een spelend leven te leiden. Ik dacht dat vormgeven niet serieus genoeg was. Pas nu leer ik, vooral van mijn kinderen, dat je je passie moet leven. Ik heb ze altijd geleerd om vooral hun passie te volgen. En dat doen ze! Nu leren ze dat aan mij. Ik die het zelf niet kon, maar kennelijk wel wist dat dat de enige weg is. ”Ga stralen”. Steeds als er een optreden was, gaf ik ze dat advies mee. Vaak heb ik me afgevraagd waarom ik zo hartstochtelijk wilde dat ze hun passie volgden terwijl ik dat zelf niet deed.

Nog maar kort geleden heb ik tot mijn verbazing, tijdens Soul Retrieval, ontdekt dat daar een oude kinderlijke associatie aan ten grondslag ligt. Toen ik zes jaar oud was overleed mijn vader, mijn grootste fan. De man die mij heel speciaal vond. Kennelijk heb ik vanuit mijn kindergedachten de link gemaakt tussen speciaal gevonden worden en onheil dat daarmee gepaard ging. De rest van mijn leven deed ik onbewust mijn best om niet speciaal gevonden te worden. Ik verstopte mijzelf, mijn ware kleuren, bang dat er weer iemand waar ik van hield dood zou gaan. Zo had ik relaties met mannen die me niet echt speciaal vonden. Onder vrienden liet ik ook niet altijd zien hoe mooi ik eigenlijk was. Dat gebeurde absoluut niet bewust. Wie boycot nou bewust zijn eigen geluk?

Toen gebeurde er iets raars en volkomen onverwachts. Ik ontmoette de liefde van mijn leven na ruim twintig jaar als alleenstaand ouder mijn zoons te hebben opgevoed. De kinderen waren hard op weg naar volwassenheid en het laatste waar ik aan dacht was een man om mijn leven mee te delen. Tijdens een bijzondere reis die me voor het eerst sinds meer dan twintig jaar naar Afrika terugbracht ontmoette ik hem. Ik had het niet door. Ik stond helemaal niet open voor een man, bovendien was ik te veel onder de indruk van het weer thuis zijn bij mama Afrika. Pas toen ik weer terug in Nederland was merkte ik dat ik hem miste, nieuwsgierig naar hem was. Na drie maanden mailen beseften we dat we niet meer zonder elkaar verder wilden. We werden een stel. Deze man vond me heel speciaal, help! Het duurde een tijd voordat ik durfde te geloven dat hij me echt heel speciaal vond. Ongeveer een half jaar na onze eerste ontmoeting ging ik terug naar zijn land waar ik in de tussentijd een romantisch rond huisje mocht laten bouwen bij vrienden op het erf. We hadden drie geweldige weken samen in ons eigen huisje, dat we het kleine paradijs noemen. (Zie afbeelding onder de tab Mijn werk)

Mijn wereld stond op zijn kop. Deze man raakte mijn ziel aan. Ik was doodsbang en tegelijk wist ik dat het goed was. Dit was mijn man. Met hem wilde ik de rest van mijn leven delen. Toen werd ik ziek. Ik kreeg een vorm van Pfeiffer, volgens mijn huisarts een ziekte die zich vaak voordoet wanneer er een gat in je biografie valt, wanneer je op een tweesprong staat en je een keuze moet maken hoe je verder gaat. Na maanden knapte ik op en ging ik weer hele dagen werken. Met de geliefde contact houdend via de moderne communicatiemiddelen die niet altijd meewerkten, maar over het algemeen hadden we intensief contact. De liefde groeide en groeide. Inmiddels ben ik nog twee keer bij hem geweest en we gaan nu een visum aanvragen in de hoop dat hij binnenkort hierheen kan komen om mijn moeder en mijn zoons te ontmoeten. Daarna gaan we trouwen en ga ik bij hem in Afrika wonen.
Kennelijk heb ik mijn les nog niet geleerd en ik werd weer ziek. Dat is nu al weer ruim twee maanden geleden. De onderzoeken zijn nog gaande maar het lijkt op een opleving van Pfeiffer. Naast nog enkele vervelende fysieke klachten die wel duidelijk maar niet te genezen zijn.

Het ziekzijn klinkt heel vervelend en dat is het vaak ook maar ik heb nu een soort vrede met de situatie. Het lukt me nu om deze tijd dat ik met name door vermoeidheid niet kan werken te zien als een gift om nu mezelf serieus aan te pakken. Dat doe ik voor een groot deel via Soul Retrieval; een begrip uit de Shamanistische traditie, waarbij je je heel goed moet afstemmen op je intuïtie. Dat vraagt dus veel energie en tijd. Ik geloof in zelfgenezing. Wanneer je jezelf ziek kunt maken dan kun je ook jezelf genezen, helen. Je moet dan helemaal terug naar de bron, je kern, en kijken, bijvoorbeeld met behulp van meditatie, wat je echt nodig hebt. Wanneer je hier mee bezig bent kom je haast vanzelf terug bij het belang van het volgen van je passie. Zo simpel als het nu klinkt is het niet, maar het is wel een hele mooie boeiende reis in jezelf, waarbij het contact met het universum vaak overweldigend is. Toch is er veel moed nodig voor deze reis, deze Zelfheling met behulp van bijvoorbeeld Soul Retrieval.

Zo kom ik weer terug bij het begin van dit verhaal: het logo met de Phoenix. In gesprekken met mijn zoons komt naar voren wat mijn grootste wens is namelijk: schrijven in Afrika, en met schrijven een inkomen genereren. Het stemmetje op mijn schouder zegt nog steeds af en toe dat het toch niet kan… Mijn zoons wijzen mij er dan op dat het wel kan. We hebben regelmatig diepe gesprekken hierover. Alle drie weten we dat als je iets heel graag wilt, dat het hele universum samenspant om het te laten gebeuren. (opnieuw dank aan Paulo Coelho in de Alchemist) Natuurlijk is er veel kracht voor nodig om standvastig en vol vertrouwen deze weg te gaan. Uiteindelijk is dit de enige weg, het enige pad dat de moeite echt waard is.
En zo, voor het eerst in mijn leven weet ik nu wat ik wil worden, wat ik wil zijn. Ondanks dat ik dacht dat schilderen mijn pad zou zijn (zie de tab Mijn werk), blijkt mijn passie om te schrijven te winnen. Daarom heb ik nu een begin gemaakt voor een project om het schrijven vorm te geven, en er mee naar buiten te treden, een publiek te zoeken. Het nieuwe leven na de herrijzenis uit de as wordt gesymboliseerd door mijn nieuwe logo van de Phoenix.

Op die manier zie ik mijn ziekzijn als een gift. Ik krijg de kans om mezelf te genezen en vorm te geven. Hier is tijd en aandacht voor nodig. Enerzijds om te helen, anderzijds om me voor te bereiden op een leven in Afrika, met de liefste man van de wereld en schrijvend. Deze week heb ik serieus het schrijven opgepakt: leve de Phoenix! Leve Saskia Phoenix Bojang, SPhoenixB.

09-10-‘10

woensdag 13 oktober 2010

(O) Wonen in Amsterdam: Verslag van een gijzeling


Vrijdag 1 november.

Het is ongeveer half acht, ik lig in bed. Er wordt gebeld, hard en lang. Ik blijf vrij rustig liggen: het zal wel voor mijn huisbaas zijn, zoals de nacht hiervoor.
Dan hoor ik dreigende geluiden, klappen, met doffe dreunen wordt de voordeur ingetrapt. Met één harde definitieve klap slaat de deur tegen de muur van het halletje. Voetstappen in huis, weer dezelfde doffe klappen, de deur van mijn huisbaas wordt ingetrapt. Wat moet ik doen? Ik trek snel een kamerjas aan om mijn ergste naaktheid te bedekken, en kom mijn slaapkamer uit. In de gang staan twee wildvreemde mannen. Ik weet niet meer letterlijk wat er werd gezegd, waarschijnlijk vroeg ik wat er aan de hand was. De oudste van de twee, kort, iets te dik, zwart haar, begon me, gehuld in een alcoholwalm, uit te leggen dat hij voor mijn huisbaas, zijn (ex-) vrouw, kwam; of ik wist waar dat ‘teringwijf’ van hem was. Nou hebben de huisbaas en ik geen enkel contact dus ik zou het echt niet weten.

Samen met zijn maat, een blonde jongen, ongeveer mijn eigen leeftijd, staat hij te overleggen waar ze kan zijn. De blonde stelt voor om weer weg te gaan omdat ze mijn huisbaas, of liever de dure Saab die ze van haar man heeft meegenomen moeten hebben. Ondertussen is de hond van de huisbaas via de ingetrapte deur naar buiten gelopen.

De mannen staan nog even te overleggen, dan komt Robbie (de oudste) naar me toe, al wat agressiever nu, dat hij een borrel wil en of ik alcohol in huis heb. Nou heb ik nogal wat alcohol in huis, maar ik heb absoluut geen zin om hem een borrel in te schenken, aan de andere kant was het meer een eis dan een vraag van hem. Dan gebaart de blonde dat ik beter even een borrel kan inschenken. Ik pak gin en schenk een borrelglaasje in. “Ik moet er wel cola bij, trut, pak een groter glas voor me.” Ik doe het maar. De blonde zegt dat hij wel een biertje wil en loopt met me mee naar de keuken. “Ga je snel aankleden, trek in godsnaam wat aan, trek zoveel mogelijk aan”, sist hij me toe. Inmiddels wel wat nerveus trek ik me terug in mijn slaapkamertje waar geen slot op de deur zit. Ik weet niet hoe snel ik me moet aankleden, bang dat er iemand binnen komt. Voor mijn deur hoor ik Robbie opgewonden met de blonde praten. Ik hoor de blonde zeggen dat ik op het toilet zit, “Wat geeft het nou als het wat lang duurt, dat meisje heeft ook recht op privacy”. Dan kom ik snel mijn slaapkamer weer uit. Robbie en de blonde gaan in mijn woonkamer zitten. Ik vraag of ik even mijn tanden kan poetsen, ik voel me smerig want ongewassen. Wanneer ik mijn tanden sta te poetsen komt Robbie in de keukendeur staan kijken. Hij denkt dat ik een vals bovengebit heb. “Ja, poets lekker even je tanden”.


Dan ga ik in de kamer zitten. Robbie en de blonde hebben het een tijdje over de Saab, en waar dat ‘teringwijf’ van hem kan zitten. Ik vraag of ik wat te drinken kan halen, de blonde loopt weer mee. Hij zegt dat ik naast hem moet komen zitten, zo dicht mogelijk bij hem in de buurt moet blijven. Daar heb ik niet zoveel zin in en ik snap ook niet waar het op slaat. (Later bleek dat Robbie tegen de blonde had gezegd dat hij mij wilde verkrachten, en dat de blonde niet moeilijk moest doen.). Maar goed, ik ga dus op een stoel bij de kachel zitten. Voordat ik me aankleedde had ik alle gordijnen aan gedaan en alle lichten ook, zodat ik nu zoveel mogelijk in het zicht zat van eventuele voorbijgangers.

De blonde probeert Robbie te bewegen om weg te gaan. Net zo lang tot Robbie behoorlijk geïrriteerd raakt. “Ik betaal je fl. 300.- om vandaag voor me te werken dus hou verder je domme bek dicht.” Uiteindelijk geeft hij de blonde fl. 100.- om op te rotten, hij wil met mij alleen zijn. Tot mijn ontsteltenis neemt hij het geld aan en wil verdwijnen. Hij vraagt of ik even mee kan lopen naar de deur omdat die zo moeilijk werkt. Bij de deur zegt hij dat ik goed moet uitkijken en dat hij de politie zal bellen. Ik zeg: ‘Okee, bel in godsnaam iemand.” Dan ga ik terug naar binnen en ga zitten. Ik ben te confuus om echt bang te zijn, maar ik ben wel met iedere vezel van mijn lichaam op mijn hoede. Alsof ik op adrenaline leef.

In mijn onschuld zeg ik tegen Robbie dat hij niet te lang kan blijven omdat ik nog een hoop te doen heb. Daar reageert hij behoorlijk agressief op. Hij wil met mij praten en ik heb maar te luisteren als hij dat wil. Dat is dus duidelijk: ik kan geen kant op. Ik sputter nog tegen dat ik hem niet ken, mijn huisbaas niet ken, en dat ik niets met hen te maken wil hebben en niet in hun zaken betrokken wil worden. “Niets mee te maken trut, dit is mijn huis”. Ik heb geen idee hoe laat het is, buiten is het inmiddels licht geworden. Dan begint Robbie te praten, praten en praten. Ik laat hem, knik op zijn tijd ja en nee, en probeer hem aan de praat te houden, hetgeen vooral moeilijk wordt als hij racistische opmerkingen over mijn vriend maakt, die hij wel eens neer zal schieten. “Ik ben geen racist hoor, ik ben zelf een Jood”.


Hij praat uitgebreid over zijn huwelijk, zijn potentie, dan weer over zijn vrouw, waarbij ik in schuttingtaal alle details moet aanhoren over hun (mislukte) sexleven. Dan gaat hij op de versiertoer. Mijn God, waar gaat dit heen? Hij draait zware shag. Dan begint hij te vertellen over zijn vakmanschap op het gebied van wapens. Hij vertelt me over zijn bijverdienste als huurmoordenaar. Hij vertelt onder andere dat hij zonder enige emotie de afgelopen tien jaren zo’n twintig mensen heeft koudgemaakt. Ook vertelde hij over klussen waar hij nog mee bezig is. “Als je wapens maakt, wil je ze per slot van rekening ook gebruiken”. “Ja, logisch”, knik ik. Hij levert aan België en Canada. Ik zeg dat hij inderdaad een vakman moet zijn als hij zulke orders krijgt. Van trots groeit hij tot tweemaal zijn normale omvang. Hij laat een schietpaspoort zien dat hij als eerbetoon van een Belgische vereniging heeft gekregen. Hij laat het zien, zijn naam en adres staan voor altijd in mijn geheugen gegrift. Dan begint hij uit te leggen op welke wijze hij mij koud kan maken. Hij kan bijvoorbeeld met zijn vinger mijn keelgat dichtdrukken op zo’n wijze dat het lijkt of er een natuurlijke hartstilstand heeft plaatsgevonden, geen politie die een spoor kan vinden, en zodoende bewijzen dat er sprake is van moord. Ik zeg dat ik het niet zo’n leuk verhaal vind, dat het me bang maakt, het lukt me om dit een beetje lachend te zeggen. “Nou dat is niet de bedoeling hoor. Ik hou niet van bange mensen, die praten je alleen maar naar de mond. Ik zal je niets door.” “Okee, ik ken je niet, maar ik denk dat ik je kan geloven. Daarvoor heb je net te veel fatsoen in je lijf.” Ik walg van mijn eigen sociaal-werk-praatje, maar het werkt. Hij voelt zich aangesproken op zijn eer, en begint dan prompt te janken, te janken als een klein kind. Hij vraagt nog of ik van het spuiten af ben, hij heeft daar namelijk kijk op. Ik, die niets van drugs moet hebben!

Ik zie door het raam een vrij grote, brede man langslopen. Hij kijkt naar mijn huis, kijkt zoekend rond. Even vraag ik me af of de blonde inderdaad iemand gebeld heeft, tot ik een beetje teleurgesteld constateer dat de man weer weggaat. Dan begint Robbie erover dat hij de verkeerde vrouw is getrouwd. `Kijk jou nou, je bent ook moeders mooiste niet, maar ik vind je een lekker wijf hoor. Ik ben hartstikke geil op je, ik zou best een wip met je willen maken. Maar ik kan ook op de hoek terecht, dan betaal ik er wel voor. Hoewel, ik ben wel erg geil op je`. Tsja, wat je allemaal niet moet aanhoren door zo´n ongenode gast in je eigen huis. Het gesprek neemt een akelige wending. Het wordt steeds moeilijker. In de verte zie ik een auto het plein oprijden en stoppen. Er stappen vier mannen uit, één lijkt er op de man die ik eerder langs zag lopen. Ik zie verder niet wat ze doen. Robbie vraagt me of ik zijn vriendin wil worden. Hij wil me vaker zien. Ik zeg dat ik er niets voor voel, dat ik verder niets met hem of zijn vrouw te maken wil hebben, en bovendien heb ik een goede vriend. Nogal geïrriteerd legt hij uit dat het toch niets wordt met die vriend van me. `Die mannen hebben hier hun lol met een Hollands wijf, en gaan straks toch terug naar hun eigen land, waar ze een vrouwtje van hun eigen kleur nemen.` Terwijl ik van hem zo een ton op mijn rekening kan krijgen, ik hoef alleen maar te zorgen dat hij zijn klussen af kan maken, daarnaast enige lichamelijke geintjes met hem uithalen die ik niet nader zal omschrijven. Kortom, ik ben met hem toch veel beter af. Ik probeer me kalm te houden bij al die onzin.

Buiten lopen een aantal mannen op en neer. Zou die blonde soms wat maten hebben opgetrommeld, dat er hier een meid alleen zit= Ze lopen nerveus heen en weer, ik probeer zo rustig mogelijk met Robbie te praten, die met zijn rug naar het raam zit. Opeens zie ik iemand de straat oversteken die iets aantrekt dat op een kogelvrij vest lijkt. Ik krijg hoop, net op het moment dat Robbie zijn lusten niet meer in bedwang lijkt te kunnen houden. Het luk me het gesprek een andere wending te geven door te vragen waarom hij zijn kat door de buik heeft geschoten, zijn lievelingskat nog wel. Dat resulteert in een nieuwe jankbui. Juist op dit moment staan er mannen voor het raam gebaren te maken. Ik ben er nog steeds niet zeker van of het geen handlangers van Robbie zijn. Doordat deze net in een sentimentele stemming is lukt het me om bij de voordeur te komen. Dan gaat alles in een stroomversnelling.

Ik word de deur uitgetrokken: “Wegwezen, bukken, rennen, de hoek om. Waar zit ‘ie?”. In één oogopslag zie ik overal agenten, zeker twintig in burger, en om de hoek nog zeker twintig in uniform. Ik ren zo hard ik kan, op mijn sokken, gebukt, voormijn huis langs de hoek om, waar ik wordt opgevangen door een hele hoop agenten. De blonde staat ere triomfantelijk tussen. Ik word een politiewagen ingeduwd, aan de andere kant duikt een vrouwelijke agente de wagen in, zij probeert me gerust te stellen. “Wat heeft ‘ie gedaan, wat heeft ie gedaan?” hoor ik aan alle kanten om me heen vragen. Over de politieradio hoor ik: “Het slachtoffer is gered”. Nu is het mijn beurt om te janken.

Binnen een uur wordt Robbie weer vrijgelaten, omdat ze geen pistool hebben gevonden in mijn huis. Ik doe geen aangifte, uit angst voor represailles. In dat uur pak ik mijn paspoort, girokaarten en zoek mijn kat die door de opengetrapte deur is ontsnapt, en verdwijn uit het huis. De politie heeft gezegd dat ik beter geen aangifte kan doen en dat ik een tijd niet in de buurt van mijn huis moet komen. Ze kunnen verder niets voor me doen.

Wat er aan vooraf ging:

In januari 1983 kreeg ik twee kamers aangeboden in een driekamer benedenwoning in Zuid. De vrouw van wie ik onderhuur gaat terug naar haar man, en wil een kamer aanhouden voor als het misgaat. Gedurende bijna twee jaren komt ze een maal per week langs om haar post op te halen en een maal per maand om de huur op te halen. Onverwacht komt ze begin oktober langs met het verhaal dat het zo goed gaat met haar en haar man dat ze het huis op wil zeggen. Een uur later staan er nieuwe aspirant-huurders in het huis. Of ik maar op wil stappen. Ik ben nogal overdonderd en zeg haar dat ik wil proberen het huis over te nemen. Drie weken lang loop ik respectievelijk het bureau voor rechtshulp, de wetswinkel en een advocatenkantoor af. Ik ben midden in deze voorbereidingen wanneer de huisbaas opeens in huis staat met haar hond en haar kat, omdat ze hals over kop bij haar man weg wil. Of ik maar zonder slag of stoot weg wil gaan! Ze legt me ’s avonds uit waarom ze bij haar man weg wil, onder andere omdat hij zijn lievelingskat heeft doodgeschoten toen die zijn biefstuk jatte. Ik vertel haar dat ik niet van plan ben op te stappen, en dat ze me maar een aangetekende brief moet sturen.

En wat er op volgde:

Na het politiebureau pak ik snel de belangrijkste dingen mee, op aanraden van de blonde, die mij onder zijn hoede neemt. Ik kan zelfs bij hem komen wonen. Ik bel zo snel mogelijk mijn vriend dat hij onder geen beding in de buurt van het huis moet komen. Daarna bel ik een vriendin of ze me zo snel mogelijk op kan komen halen. Ze snapt niets van mijn verzoek maar gelukkig komt ze snel. Met de kat ga ik eerst naar haar toe. Later die dag breng ik de kat naar mijn moeder in het zuiden van het land.

Wanneer ik later met mijn huisbaas contact opneem om haar te waarschuwen vraagt ze me verwijtend wat er is gebeurd en waarom ik zo nodig de politie moest bellen! Alsof ik haar had lastiggevallen. Het volgende weekend pak ik met behulp van vrienden en familie mijn hele huishouden in, om dit op te slaan bij mijn moeder. Die dag vertelt de huisbaas dat haar man me de hele week heeft proberen te bellen wat er nou was, met die politie enzo. Kortom ik zit nu min of meer ondergedoken, tot ik begin december naar het buitenland vertrek om daar –o ironie- de wooncultuur te bestuderen.

Wanneer ik terugkom moet ik weer naar woonruimte zoeken. Waar ik het meest kwaad om ben is dat deze man voor de wet niets strafbaars heeft gedaan, omdat ik in het huis van zijn vrouw woonde. Het heet dan niet eens huisvredebreuk.

Half november 1985

(O) Over vergeving

Vergeving gaat niet over de ander maar over jou. Met vergeving hoef je niet te wachten tot de ander verandert of spijt betuigt. Het is een innerlijk proces, een daad van liefde voor jezelf die ook effect kan hebben op je relaties.

De stappen zijn simpel: je kijkt naar binnen naar wat er niet is verwerkt, je bent bereid dit los te laten, en je wordt vervolgens geholpen om het helende wonder van vergeving te ervaren. Het is een zachtmoedig en mild proces, dat jou vreugde, vrijheid en innerlijke vreugde kan geven.

Vergeef hen, ze weten niet wat ze doen.

Vergeven is loslaten van hoop dat het anders kon, of anders moest. Vergeven is loslaten van alle boosheid, beschuldigingen en oordelen.

Vergeven is ook loslaten van de pijn en het verdriet.
Om te vergeven moet je de pijn niet meer ontvluchten of ontkennen maar accepteren en verwerken, en dat betekent echt loslaten.
Vergeven is ophouden het tijdelijke eeuwig te maken.
Houdt niet vast aan de pijn en het lijden wat je niet wilt behouden.
Vergeven doe je niet voor degene die je iets heeft aangedaan.
Vergeven doe je voor jezelf.
Door te vergeven maak je energie vrij voor jezelf. Energie die je nu constant weggeeft aan die ander.

Vergeven is niet hetzelfde als goedkeuren.
Door vergeving grijp je de macht terug, je kracht, die je was afgenomen.

29-09-'05

dinsdag 12 oktober 2010

(SVZ) Licht aan het eind van de tunnel, of De Phoenix uit de as herrezen.

Waarom durf je niet te geloven wat je eigenlijk al heel lang hebt geweten. Moet je echt helemaal afbranden, om langzaam weer uit de as te herrijzen? Vijfhonderd jaar leven, ploeteren, jezelf op het verkeerde pad houdend omdat je denkt dat het zo hoort, dat je zo moet leven.

Heel langzaam ontdek je dat mensen je het meest waarderen wanneer je echt bent, wanneer je het voor jou uitgestippelde pad volgt.

Al die jaren heb ik zo hard, zo verschrikkelijk hard, geprobeerd te zijn zoals ik dacht dat ik moest zijn. Niet dat het erg lukte, maar ik heb het jaren en jaren geprobeerd. Hoe dacht ik dan dat ik moest zijn? Geen idee, als ik maar niet mezelf was. De zachte vriendelijke dromer die wilde leven van de wind. Het kleine lieve meisje dat de wereld een beetje mooier wilde maken. Het lieve meisje dat onbekenden op straat groet omdat ze houdt van de lach op het gezicht van die onbekende, om zo de zon te zien doorbreken in de spiegels van hun ziel. Het kleine meisje dat gelukkig is als een ander gelukkig is, vooral als zij zelf een beetje kan bijdragen aan de persoonlijke groei van een ander.

“Je mag jezelf niet wegcijferen”. “Kom voor jezelf op”. Altijd was ik een buitenstaander. Als klein meisje leefde ik al in mijn eigen wereld, die kon ik net zo mooi maken als ik zelf wilde. Daarom hou ik ook van tekenen, als je tekent kun je alles maken zoals jij dat wilt. Ik ben nog steeds een vormgever. Schilderen, schrijven, tekenen, alles maak je zo mooi en lief als jij dat wilt. Dat zijn de enige momenten dat ik me helemaal vrij voel, dat ik mezelf kan zijn en mijn eigen beeld van de wereld kan weergeven.

Steeds opnieuw die confrontatie met de realiteit. “Schiet op”, “Loop door”, “Hou je sterk”, “Bijt van je af”. De eeuwige worsteling om op te schieten, door te lopen, me sterk te houden. Van me af bijten lukt al helemaal niet. Maar wil ik dat dan? Nee, nee, nee, maar ik moet. Anders wordt er over me heen gewalst. Iedereen lijkt het beter te weten. Iedereen weet hoe ik moet leven. Waarom weet ik het zelf dan niet? Natuurlijk, dat komt omdat ik van een andere planeet kom, omdat ik uit een andere dimensie kom. Vergeet maar gauw dat ik dat gezegd heb, anders mag ik helemaal niet meer meedoen. En ik wil zo graag meedoen. Ik wil er niet bijhoren. Ergens diep van binnen koester ik mijn eigen waarden, maar dat durf ik niet toe te geven. Het is een constante worsteling in mij. Zelfs nu, terwijl ik dit opschrijf, stagneert het opeens. Nee, dat kan ik niet neerzetten, dan denken ze dat ik gek ben. Van het pad af. Dat wil ik niet. Ik wil dat mensen me ´gewoon´ vinden. Nee, dat wil ik eigenlijk helemaal niet. Het is dodelijk om gewoon te zijn. Maar het is zo vermoeiend om altijd anders te zijn. Altijd moet ik gebeurtenissen vertalen naar mijn eigen wereld.

Ik kom van een ander deel van het universum en heb de opdracht de wereld een beetje mooier te maken. Het is moeilijk om me aan te passen aan de wereld. Waar ik vandaan kom gaan de lichtwezens heel anders met elkaar om. Er heerst harmonie en behulpzaamheid. Die waarden zitten in me. Ik weet van anderen die ook naar de aarde zijn gestuurd om mee te helpen aan de opbouw en de structuur van de mensen. Pas je je teveel aan dan ben je verloren voor jouw opdracht, maar pas je je te weinig aan dan blijf je buiten de samenleving staan. De middenweg is een constante worsteling, je realiseert je ook niet dagelijks in welk conflict je zit. Soms vergeet je een tijd dat je hier bent om een opdracht uit te voeren.

Mijn hele leven heb ik me anders gevoeld. Toen mijn vader me kwam opzoeken toen ik een klein meisje was en hij net gestorven, toen heb ik hem gevraagd om weg te gaan omdat ik het een beetje eng vond dat hij bij me was. Natuurlijk kwam hij niet meer bij me want hij wilde niet dat ik bang was voor hem. Ik vond het heel normaal en heel fijn dat hij bij me was, maar tegelijk voelde ik dat het niet normaal was, gezien vanuit deze wereld. En ik raakte het langzaam kwijt, de liefde en de steun van wat ze hier overledenen noemen. Ik leerde mijn gevoeligheid te ontkennen.

Toen ik ouder was voelde ik me verwant aan heksen. Vrouwen die dicht bij de natuur stonden, die de betekenis van kruiden kennen, die het ritme van de seizoenen volgen. Vrouwen vooral die de magie kennen, die de krachten kennen om dingen te laten gebeuren. De kracht van concentratie, van woorden en van beelden. Ik hield en houd alleen van witte magie, niet van negatieve magie. Toen ik een jaar of achttien was werd ik bang van mijn eigen kracht. Ik was bang dat ik nog niet rijp was om de verantwoording over die kracht te dragen. Abrupt sloot ik mijn gevoeligheid af omdat ik dacht dat hij door anderen als ongepast werd ervaren. Ik vond de beheersing van kracht en mijn gevoeligheid voor de andere wereld nu ook ongepast.

Ik werd moeder voor twee zoons, en toen voelde ik me helemaal verantwoordelijk, niet alleen voor deze twee maar voor alle kinderen. Nu ging ik extra extra mijn best doen erbij te horen, om een mens onder de mensen te zijn. Meer specifiek om een Nederlands mens onder de mensen in Nederland te zijn. Dat klinkt misschien raar maar sommige ideeën bleken overeenkomsten te vertonen met gewoonten in andere delen van de wereld. Vlak voordat ik moeder werd was ik een tijdje in West Afrika geweest. Dit is een plek waar een stukje van mijn hart is achtergebleven en waar ik erg graag mijn kinderen mee kennis wilde laten maken. Helaas lieten de financiën dat nooit toe.

In het moederschap voelde ik me vaak tekort schieten in de ogen van de samenleving om me heen, en daardoor in mijn eigen ogen. Een erg pijnlijk gevoel want ik wilde het zo graag goed doen. Extra goed omdat ik me schuldig voelde dat ik geen leukere vader voor mijn zoons had uitgekozen. Ik voelde me schuldig over deze man die meer negativiteit dan liefde bleek te kunnen geven. Ik wilde zo veel mogelijk bij ze zijn om ze zelf te zien opgroeien, maar ik moest ook geld verdienen om de huur en andere dingen te kunnen betalen. Hoewel ik een wat men noemt goede opleiding heb gevolgd, lukte het me niet echt om met een halve werkweek een beetje leuk te verdienen. Gevolg was dat er altijd moest worden gepast en gemeten wanneer de onvermijdelijke rekeningen binnen kwamen. En ik probeerde zo hard om het goed te doen. Wonend in een omgeving waar men materieel gezien alles en meer heeft, waar kinderen drie keer per jaar op vakantie gingen, kon ik mijn kinderen vaak niet geven wat ik had willen geven. Dat was heel pijnlijk.

Ook als moeder voelde ik dat ik anders was. Dingen die ik belangrijk vond om door te geven waren soms zo heel anders dan wat andere ouders leken te willen doorgeven. Een van de belangrijkste doorgeefdingen vind ik het volgen van je passie. Ik keek om me heen en zag allemaal ouders die de hoogst mogelijke studie adviseerden en dan vooral een die zoveel mogelijk materieel gewin zou opleveren. Ondanks al mijn twijfels dankzij invloeden van buitenaf, bleef ik volhouden aan mijn eigen wijze van opvoeden. Wat een innerlijk strijd had ik te leveren.
Het is dan ook niet gek dat ik niet overeind kon blijven. Al die twijfels, innerlijke strijd en goede bedoelingen eisten hun tol. Jarenlang ging ik gebukt onder een fikse burn out. Weer voelde ik me tekort schieten. Het lukte me niet eens om overeind te blijven en een sterke gezonde moeder te zijn. Alle energie die ik nog over had, en meer nog, gaf ik aan de kinderen in een poging om toch een zo veilig en warm mogelijke jeugd te geven. Ja, inderdaad, ik vergat mijzelf aandacht te geven. Maar goed, de kinderen werden ouder en zowaar het lukte me om een echte baan te vinden. Van negen tot half zes en met pensioensopbouw. Eindelijk deed ik het zoals het hoorde…dacht ik. Toen ging het licht uit.

Uit alle verwarring, chaos, onbegrip, paniek komt eindelijk, eindelijk het besef naar voren dat ik mag zijn die ik ben. Een klein meisje dat de wereld een beetje mooier wil maken, en dat naast het kleine meisje in haar zoetjesaan volwassen wordt en beseft dat het goed is zoals het is. De strijd lijkt te zijn gestreden. Als een Phoenix herrijs ik uit de as. Al mijn kracht en licht klaar om aan de wereld te tonen. Ik ben die ik ben.

Ik groet het universum
En spreek mijn dank uit
Voor de kracht en het licht
Dat ik terug heb gevonden
En waardoor ik nu straal
En licht doorgeef
Via mijn verhalen
In beeld, tekst en in liefde
Universele liefde! Amen!

07-10-'10